Ik merk dat het lichamelijk beter met me gaat
Nog twee minuten voordat de trein komt, zie ik op het bord beneden. Ik log in, loop de trap op en niet veel later arriveert de stoptrein naar Leiden. Ik zoek in de onverwachts volle trein een plekje en ga zitten.
Ik ben niet buiten adem.
Ik kan een stuk stevig doorstappen èn een trap oplopen zonder buiten adem te raken.
Langzaam begin ik eraan te wennen: bij het binnenlopen van de fietsenstalling ontdekken dat ik de hele rit heb gefietst in mijn gebruikelijke tempo, maar dan op standje vier van de vijf die mijn ebike aan ondersteuning biedt. Een sprintje trekken als er iemand voor een dichte deur staat te wachten. En onderweg naar huis de ondersteuning op één zetten en heerlijk achttien kilometer door het Zuid-Hollandse landschap kachelen. Oké, ik had die dag wind mee, maar met wind tegen red ik het met standje drie. Dat heb ik vandaag bewezen.
Het kan niet iedere dag hoor, maar op de meeste dagen kan het.
Over longcovid en herstel
Vier jaar na de start maak ik grote sprongen vooruit in het herstel van mijn longcovid. Door die grote sprongen kan ik beter aan mijn conditie werken, waardoor ik weer nog grotere sprongen in mijn herstel kan maken. Het is een vicieuze cirkel die eindelijk de goede kant op beweegt. Voorzichtig dromen over welke tent ik het beste kan kopen voor mijn volgende fietsvakantie (Rome, here I come) is realiteit.
Symptomen van mijn huidige depressie
Op voorwaarde dan dat ik op dit moment toekomstdromen zou hebben. Dat gaat op dit moment namelijk wat minder goed. Mijn productiviteit is lager. En op mijn vrije dagen kom ik amper nog buiten. Ieder ochtend word ik huilend wakker en duurt het zeker een uur voordat ik eindelijk mijn bed uit ben. Ik twijfel dagelijks tussen me ziekmelden, of accepteren dat mijn denktempo gewoon wat lager ligt. Ziek melden is slecht voor mij, maar wat is beter voor de anderen?
Logisch beredenerend weet ik dat ik last heb van het imposter syndroom, dat mijn zelfvertrouwen en plezier tijdelijk naar een dieptepunt zijn gezakt, en dat wat ik doe ik goed doe, maar mijn gevoel zegt dat ik faal.
Het lichaam als copingsmechanisme
Ik zou willen kunnen genieten van het feit dat mijn lichaam het weer doet, dat ik eindelijk weer conditie kan opbouwen, maar mijn depressie doet dat teniet. Het maakt wel dat ik mijn depressie eindelijk weer lichamelijk kan aanpakken. Eindelijk is het copingsmechanisme ‘net zo lang en hard wandelen of fietsen tot je je lichaam voelt’ terug. Iets met uit het hoofd, in het lijf.
Ik moet eraan wennen dat het kan, maar het kan.
Fietsen in de zon langs de Vliet met windkracht 4 tegen, net zo lang tot ik de spieren in mijn benen voel en ’s avonds lichamelijk moe in slaap kan vallen.
