Experimenteren

Ik kruip in één van de twee donkerbruine stoelen die ik van mijn oma heb gekregen. Op de salontafel mijn laptop, een kop thee, mijn avondeten, een schaar en een doosje met naalden. Ik heb een nieuwe Netflix-serie ontdekt. Televisiekijken en avondeten eten zijn al jaren een ritueel die bij elkaar horen. Maar voordat ik begin met eten, moet ik nog eventjes de twee lappen stof die op mijn schoot liggen aan elkaar spelden.

Mijn moeder maakte veel van onze kleding zelf. In het huis waar ik kind was, was het voor mij uniek en bijzonder als ik kleding uit de winkel kreeg. Veel kleding kreeg ik van mijn zussen en de andere dingen maakte mijn moeder zelf. Met vier dochters was dat stukken goedkoper Ik kan me de studeerkamer nog goed herinneren. Aan de ene kant stond de computer waarmee mijn vader op internet kon (we woonden daar van 1986-1996), de andere kan was mijn moeders domein. Daar lag haar blauwe kantkloskussen en daar stond de naaimachine.

Ik ga rechtop in mijn stoel zitten. Dat speldt makkelijker. Ik ben bezig met het maken van een strokenrok en heb vorige week al vier rondjes genaaid. Het was makkelijk. Het waren telkens kleine, rechte stukken. Nu ben ik bezig met spelden voor gevorderden. Omdat ieder rondje breder is, moeten er plooien in.

Bij ons thuis was op blote voeten of op kousenvoeten lopen de norm. Ik durfde de naaikamer van mijn moeder niet op blote voeten binnen te komen. Tussen het tapijt lagen naalden die mijn moeder tijdens het naaien had laten vallen en blijkbaar niet terug had kunnen vinden. Ze kreeg het ook voor elkaar om pas tijdens het passen te ontdekken dat er nog spelden in je nieuwe jurk zaten.

Aan het einde van het rondje hou ik van de lange ronde minder stof over dan van de korte ronde. Ik haal de spelden los en probeer het opnieuw. Ik neem een slok van de koude thee en vraag me af of mijn pasta met rode saus nog eetbaar is. Na nog twee pogingen is het ongeveer goed aan elkaar gespeld.

Mijn moeder kon met haar ervaring heel erg goed naaien. Als het nodig was voor mijn pleegbroer of pleegzus pastte ze de patronen zo aan, dat een broek ook goed paste bij rolstoelgebruikers. Eén van mijn zussen heeft een jaar mode gestudeerd aan de kunstacademie.

Op mijn eettafel staat mijn naaimachine. In het huis waar ik volwassen werd had mijn moeder geen naaikamer meer, maar naaide ze aan de keukentafel. Ze moest dus -in tegenstelling tot mij- haar spullen opruimen als we gingen eten.

Met een zigzagsteek probeer ik de lappen stof aan elkaar te naaien. Als ik klaar ben kom ik tot de ontdekking dat ik de stof niet alleen op de gespelde naad samen heb genaaid, maar ook op een paar andere plekken. Met mijn tourniquetmesje haal ik het weer uit elkaar en probeer het nog eens.

Heel lang heb ik niet met dingen die mensen die ik bewonder heel goed kunnen, durven experimenteren. Als ik dat wel deed werd ik onzeker en angstig. Ten opzicht van hen kan ik alleen maar falen. Daarom schilder ik niet, huur ik geen boot, teken ik niet, vind ik spelletjes spelen lastig, tuinierde ik niet en naai ik niet. Nu kijk ik heel trots naar de twee stroken stof die ik aan elkaar heb genaaid. Ik kruip op de grond op zoek naar de drie naalden die ik heb laten vallen en kan er maar twee vinden. Dan moet ik weer aan dat naaikamertje van mijn moeder denken en hoop ik dat hij onder mijn kast ligt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *