Ik lig in mijn bed.
Onder de dekens is het warm.
Soms dommel ik zelfs even weg.
De wekker staat om half zes.
Etenstijd.
Ik lig in mijn bed.
Ik heb de verwarming in mijn woonkamer aan gezet.
Het is daar waarschijnlijk warmer dan in mijn bed.
Maar als ik weg dommel ben ik niet depressief.
Als ik weg dommel ben ik niet zelfdestructief.
Ik hoor een piepje als ik een nieuw bericht op mijn telefoon krijg.
Ik lig in mijn bed en irriteer me eraan.
Mijn neus en vingers zijn koud.
Ik word niet warm.
Ik lig in mijn bed.
De buurvrouw belt aan.
Ze wilt haar sleutels, ik zorgde voor haar plantjes.
Ik kom uit mijn bed en maak een beleefd praatje.
Ik krijg bedankjes: plantjes.
Mijn telefoon geeft berichtjes van medeleven en een nieuwe camera.
Ik ga naar mijn warme woonkamer.
Eet een salade.
Het leven uit bed is niet minder depressief.
Het leven uit bed is niet minder zelfdestructief.
Mijn piano lonkt.
Ik schrijf een column.
Ik wandel mijn wandeling.
Ik werk wat.
Ik ben van waarde.
Het leven mag depressief zijn.
Het leven mag zelfdestructief zijn.
Ik mag mezelf zijn.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *