Waterdrager
De zee valt, de zee daalt
en brandend rijst de zon omhoog.
De bange waterdrager haalt meer water
want de zee valt droog.
De zee rijst, de zee stijgt
en langzaam daalt de zon omlaag.
De waterdrager zwoegt en hijgt,
misschien dat hij ‘t redt vandaag.
Want de zee moet gered van de zon.
Want de zee moet gered van de zon.
Waterdrager, draag het water naar de zee.
Waterdrager, draag het water naar de zee.
De zee kust, de zee blust
en dooft de hete avondzon.
De waterdrager slaapt en rust,
tevreden dat hij het halen kon
en de zee heeft gered van de zon.
En de zee heeft gered van de zon.
Waterdrager, draag het water naar de zee.
Waterdrager, draag het water naar de zee.
De zee vlamt, de zee brandt,
de waterdrager schroeit zijn rug.
De zon stijgt aan de achterkant,
de waterdrager haast zich terug.
Want de zee moet gered van de zon.
Want de zee moet gered van de zon.
Waterdrager, draag het water naar de zee.
Waterdrager, draag het water naar de zee.
Draag het water naar de zee.
Draag het water naar de zee.