Gelukkig

Als ik mijn huis binnen loop voel ik weer de waarde van het afleiding zoeken. Op de bank doe ik weekendboodschappen en zorg ik ervoor dat ik maandag weer een grote fruitsalade mee kan nemen als ontbijt en lunch. Mijn collega’s staan vreemd op te kijken als er niet een berg fruit of groenvoer op mijn bureau staat. Oké, een broodje van de Franse bakker om de hoek wordt ook goedgekeurd.

Ik loop even langs de voorraadkast en verander nog wat in mijn online mandje. Er staat een kleine vaat, niet genoeg om vandaag te doen. Ik ga weer terug op mijn bank zitten. Onderweg naar de woonkamer kom ik nog een halve wasmand met schone was tegen. Ik heb nog een heel weekend om die te vouwen. Een heel, en een heel erg lang weekend. Vrijdag, zaterdag, zondag.

Thuis is afleiding afhankelijk van mijn vermogen om afleiding te zoeken. En dat vermogen is niet altijd even sterk. Zeg nou zelf, voelt het niet veel nuttiger om een collega te helpen bij haar ruzie met Outlook of de wifi weer aan de praat krijgen, dan een compleet nutteloze mandala te kleuren? Op mijn werk is geen ontsnappen aan afleiding zoeken. Ik zoek het daar omdat er van me verwacht wordt dat bepaalde dingen gedaan worden. Thuis is het hoogst haalbare doel goed voor mezelf zorgen.

Langzaam loopt de spanning op. Ik voel het in mijn lichaam. Het werkt verlammend. Hoe meer de spanning opbouwt, hoe minder ik in staat ben mezelf te motiveren om iets nuttigs te doen. Al was het maar een mandala kleuren. Al was het maar iets anders dan stilzitten.

Mijn hoofd zakt langzaam in de weekendstand. Weekendstanden zijn niet leuk. Vanmorgen voelde ik wel de speldenprikjes van depressieve gedachten. Nu overvallen ze me. Ze stromen over me heen zoals bij andere mensen een huilbui doet. Als mijn lichaam al in staat zou zijn geweest om in beweging te komen, dan zouden nu mijn depressieve gedachten mij verlammen.

Het is pas donderdag vandaag. Vrijdag, zaterdag en zondag moeten nog komen. Het echte weekend moet nog komen. Het echt overspoelen, de echte spanning, de echte verlamming moeten nog komen. Het pas donderdag, het wordt nog erger tot ik weer naar mijn werk mag.

Hoe anders was coronatijd. Ik liep voornamelijk stuiterend rond. Mijn huis was dankzij de poetswoede schoon en opgeruimd. En hoewel ik bij vlagen erg zelfdestructief was, ben ik amper echt suïcidaal geweest.

Hoe kan het dan toch zijn dat ik nu niet naar die coronatijd terug verlang. Mijn suïcidaliteit was toen toch zoveel minder en ik was af en toe slechts een beetje somber. Het was niet zoals nu weer ieder weekend prijs, niet zoals nu zo af en toe òòk nog een avond.

Afgelopen weekend viel pas het kwartje. Ik ben eindelijk weer het grootste deel van de tijd gelukkig. In tegenstelling tot in coronatijd, zie ik het grootste deel van de tijd weer een toekomst voor me. Als het betekent dat ik een paar uur per dag die andere kant moet verdragen dan doe ik dat met veel liefde en plezier. Want, meestal ben ik nu gewoon gelukkig.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *