Nare weken

Een mini-mini-mini time-out -ik had een BOR: een avondje en nachtje op de kliniek slapen- geeft mij de rust om de week verder te starten. Mijn hoofd is voor het eerst in mijn huidige vier weken durende zware depressie rustig als ik naar mijn werk loop. Gisteren vertelde ik mijn behandelaar dat ik langzaam wanhopig werd. Vandaag is mijn hoofd weer rustig. Ik kan de strijd weer aan.

Ik hoop dat dit vanavond nog steeds zo is. Ik ga naar de opera Così fan Tutte vanavond. Ik heb mijn mooiste jurk aangetrokken. Ik heb een dunne, huidkleurige panty over mijn geschoren benen gedaan. Ik heb mijn haren ingevlochten. Uit mijn juwelendoosjes heb ik bijpassende oorbellen gepakt en in mijn oren gestopt. Ik heb al mijn vlinderspeldjes gezocht, gevonden en in mijn vlecht gespeld. In het voorvakje van mijn tas zit oogschaduw, oogpotlood, lippenstift en foundation om de littekens op mijn pols te verbergen.

Als ik voor ik naar Amsterdam vertrek nog even het ziekenhuis binnen loop voel ik me enigszins ‘overdressed’. Eventjes de hechtingen verwijderen van die moedervlek van laatst. Voor de vorm krijg ik ook nog de uitslag meteen. Ik kijk de vrouw aan met grote ogen. ‘Nee,’ zeg ik. ‘Dit was niet de afspraak. Ik ben hier naar toe gekomen omdat ik in het kader van Project Leven goed voor mijn lichaam wil zorgen. Dat ik niet meer suïcidaal wil zijn, betekent niet dat ik nu een melanoom wil krijgen.’

Ik huil bij de bushalte. Ik huil bij de opera en beloof mezelf dat ik een andere keer opnieuw ga. Ik huil terwijl ik tijdens de pauze naar huis ga. Ik huil in de trein. Ik huil mezelf in slaap. Ik app met mensen dichtbij en ver weg. Op mijn werk huil ik als ik het vertel. Later thuis huil ik op de bank, huil ik in mijn bad. Huil ik van mijn hoofd. Ik spreek mezelf streng toe omdat het allemaal wel mee valt. Ik huil omdat het me niet lukt ‘gewoon’ door te gaan. ‘Gewoon’ te eten. ‘Gewoon’ tanden te poetsen. ‘Gewoon’ de afwas doen. Ik ben boos op mezelf dat ik door zoiets sufs zo van slag ben. Mijn hoofd tolt, mijn hoofd vergeet wat ik 18 juli heb besloten. Mijn hoofd tolt de hele dinsdagavond, ik huil mijn hoofd in slaap. De hele woensdag en de hele woensdagavond. Mijn hoofd tolt tot ik bad beland. Nu kan het nog eventjes, straks na de operatie aan mijn been kan het eventjes niet meer.

In bad besluit ik dat ik het niet klein hoef te maken. Ik heb kanker. Vroeg ontdekt, vroeg behandeld, een uitstekende prognose. Het is niet klein. De arts heeft mij volledig gerust gesteld dat er geen uitzaaiingen zijn. Dat hij vond dat hij mij gerust moest stellen betekent dat het niet klein is. Het is groot. Het is kanker.

Vanaf dan tolt mijn hoofd niet meer. Hij schiet tussen wanhopig zijn, suïcidaal zijn, verdrietig zijn, rustig zijn, rouwig zijn, zelfdestructief zijn, wanhopig zijn, rustig zijn, depressief zijn, suïcidaal zijn, rustig zijn, zelfdestructief zijn weer naar rustig zijn. Mijn hoofd mag gewoon even zijn want het is erg en het is groot. Juist daardoor heb ik een meer dan overtuigend gevoel dat ik er volledig mag zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *